Het streven naar een geïntegreerd curriculum gaat terug tot eind negentiende eeuw en is verbonden met het ontstaan van vernieuwingsscholen, de ontwikkeling van de sociale wetenschappen en veranderende opvattingen over leren en instructie.
Er is in de literatuur geen eenduidige definitie te vingen van vakintegratie. In een aantal definities wordt integratie beschreven als een methode om inhouden te bestuderen. Vakken worden dan opgevat als perspectieven waarmee een thema bestudeerd kan worden. Daarbij kan de nadruk meer liggen op het begrijpen van het thema of meer op het verweven van de kennis en vaardigheden waarmee het thema wordt onderzocht. Veel auteurs benadrukken het bijeenbrengen van inhouden en werkwijzen tot voor leerlingen betekenisvolle gehelen. De meest gehanteerde indeling is: multidisciplinair, interdisciplinair en transdisciplinair.
Een competentie is een samenhangend geheel van vaardigheden, kennis en houding. We onderscheiden drie competenties waarmee een school de cultuureducatie een duidelijke richting kan geven:
Onderzoekend vermogen;
Creërend vermogen;
Reflecterend vermogen.
De drie competenties zijn onlosmakelijk met elkaar verboden. Het cultuuronderwijs doet een beroep op alle drie de competenties tegelijk. Ze zijn als een driehoek, waarbij de top van de driehoek correspondeert met de competentie die op een bepaald moment de nadruk moet krijgen. Aan elke competentie is een aantal gedragsindicatoren gekoppeld: dat wat je ook echt bij een leerling wilt terugzien
Het curriculum van ‘Samenleving en omgeving’ probeert competenties te integreren in inhoudelijke domeinen. De domeinen zijn opgebouwd rond vier leerlijnen: 1. Tijd, continuïteit en verandering 2. Plaats en ruimte 3. Cultuur en identiteit en 4. Politieke en economische systemen. Elke leerlijn bestaat dan weer uit sleutelbegrippen. In de vier leerlijnen zijn duidelijk de verschillende disciplines terug te vinden, maar ze zijn voor een deel ook multidisciplinair.
Het doel van de culturele ladekast is dus om culturele competenties te ontwikkelen bij kinderen en jongeren. Daarvoor hebben ze een vijftal competenties opgesteld:
1. Receptief vermogen;
2. Creërend vermogen;
3. Reflectief vermogen;
4. Analyserend vermogen;
5. Presenterend vermogen.
De doorlopende leerlijn dient als houvast voor scholen om zelf weloverwogen keuzes te maken voor de programmatische invulling. Op deze manier kunnen ook culturele instellingen en cultuuraanbieders hun cultuureducatieve programma’s beter laten aansluiten bij de culturele ontwikkeling van kinderen.