Afwisseling in werkvormen:
Wat werkte er wel?
In deze klas heb ik gemerkt dat het zeker nodig is om af te wisselen in werkvormen. De groep heeft over het algemeen een lage concentratieboog. Het is voor hen al moeilijk om 15 minuten met hetzelfde bezig te zijn. Wanneer ik wisselde van werkvorm zag ik dat de kinderen meteen weer een actievere houding aannamen. Daarnaast zorgde de afwisseling naar de Kahoot ook voor enorm veel enthousiasme. De kinderen vonden het leuk om quizzen te maken via de tablet, maar vonden het ook leuk om ze uiteindelijk zelf te maken over verschillende onderwerpen. Verder heerst er in de jongens groep veel competitie. Deze werkvorm gaf voor hen veel voldoening, omdat de Kahoot elke keer een nieuwe competitie is. Ten slotte werkte het ook zeker voor mij. Ik vind het erg fijn om de kinderen zo enthousiast te zien, maar ook om de jongens tegemoet te komen met hun competitie gevoel.
Wat werkte er niet?
Zoals ik hierboven al zei heerst er onder de jongens een grote competitie. Ze vergelijken alles met elkaar: hoeveel sommen ze hebben gemaakt op een dag, hoe het rapport eruit ziet op de tablet, wie de meeste goals maakt tijdens de gym/pauze en ga zo maar door. Hoewel ik met de Kahoot tegemoet kwam aan dit competitie gevoel, werd het leerrendement bij sommigen leerlingen ook weer minder. Ze kwamen er achter dat wanneer je sneller antwoord geeft, je ook meer punten krijgt wanneer het gegeven antwoord ook goed is. Dit vonden ze dan ook belangrijker dan daadwerkelijk het goede antwoord vinden. De meeste gaven dan ook binnen 2 seconden antwoord. Het was voor hen geen controle van het lesdoel meer, maar gewoon een spelletje. Dat was jammer. Toen ik de puntentelling uitzette schoot het leerrendement omhoog, maar de betrokkenheid/competitie omlaag.
Conclusie:
Het werkt zeker om te werken met verschillende werkvormen. Het activeert de kinderen en het zorgt ervoor dat het leerproces optimaal wordt bevorderd. Daarbij is het belangrijk om iets te kiezen wat aansluit bij de belevingswereld van de klas. Wel is het belangrijk om naast de betrokkenheid en het enthousiasme, het leerrendement in de gaten te houden.
Wat ga ik veranderen aan mijn design?
Ik blijf het afwisselen in werkvormen in mijn design belangrijk vinden en laat dit zeker staan. Wat ik toevoeg aan mijn design is, dat het belangrijk is dat je werkvormen kiest die passen bij de belevingswereld van jouw klas. Je moet om de juiste werkvorm te vinden de kinderen kennen en testen welke werkvorm aanslaat en welke niet.
Doelen stellen:
Wat werkte er wel?
Wat bij de weekdoelen voor de kinderen zeker werkte, was dat ze allemaal een doel hadden wat voor hen gold. Het was een doel wat betrekking had op de leerlijn van het kind zelf. Voor de een was dit een 10 halen voor de topo-toets en voor de ander was het een minimaal een 6 halen. Ieder kind voelde zich gewaardeerd doordat ze op hun eigen niveau werden aangesproken. Toen we overgingen op de dagdoelen, zag je dit ook terug. We kozen samen met de kinderen een aantal opgaven die aan het eind van de dag gemaakt moesten zijn. Dit was een aantal wat voor iedereen, ongeacht het verschillende werktempo van kinderen, haalbaar was. Aan het eind van de dag zorgde dit voor 1 punt. De kinderen hadden zo per dag een doel voor ogen en konden hier ook op aangesproken worden. De kinderen waarvan het werktempo hoger lag had hier ook baat bij, want wanneer je het dubbele aantal had behaald kreeg je 2 punten. De kinderen gaven aan dat ze het fijn vonden om naar dit doel toe te werken. Ze wisten wat ze te doen stond die dag en konden daar ook het gedrag op aanpassen.
Wat werkte er niet?
Bij de weekdoelen merkte we op een gegeven moment dat de kinderen nog niet zover vooruit konden kijken. Ze vonden het moeilijk om een doel op te stellen waar ze een hele week voor hadden, want hoeveel tijd heb je nou eigenlijk in een hele week? En daarnaast: hoeveel tijd heb je nodig om het opgestelde doel te halen? Veel kinderen vonden dit moeilijk en hadden dan vaak ook een doel opgeschreven wat totaal niet haalbaar was in een week of wat juist in één dag ook al gedaan kon worden. Toen hebben we een stapje terug gezet naar de dagdoelen.
Conclusie:
Wanneer je de kinderen doelen wil laten opstellen, zorg er dan voor dat je dit met de kinderen oefent. Wat is een doel? Hoe stel je nou een doel op? En als je gaat kijken naar weekdoelen: hoeveel tijd heb je in een week om zo'n doel te behalen? Het stellen van doelen is een prima principe, maar er gaat wel veel tijd en energie in zitten voor kinderen dit goed kunnen. Oefening baart kunst!
Wat ga ik veranderen aan mijn design?
Bij het kopje 'zorg voor eigen verantwoordelijkheid bij de kinderen' in mijn ontwerpdesign wil ik het volgende toevoegen: zorg dat dit voor de kinderen heel concreet is, zodat ze weten waar ze naartoe moeten werken. Zorg er dus voor dat je het doel voor de kinderen zo concreet mogelijk maakt. Naar maten je dit vaker hebt geoefend met de kinderen, kunnen ze zelf gaan na denken over een doel of zelfs al de verantwoordelijkheid nemen zonder hier over na te denken.
Vakoverstijgend werken en onderzoekend leren:
Wat werkte er wel?
Ik heb gemerkt dat wanneer je werkt volgens de cyclus van onderzoekend leren, dat de kinderen, en ik zelf ook, veel bewuster bezig bent met de verschillende stappen. De kinderen gaan veel gerichter om met de verschillende onderzoekjes van deze les. De stappen krijgen meer betekenis bij de kinderen en van de onderzoekjes leren de kinderen uiteindelijk veel meer dan van een reguliere les. Dit merkte ik tijdens het evalueren van de les. De kinderen konden veel beter benoemen wat er nou gebeurd was, omdat ze dit dus zelf hebben ervaren. Dit zorgde bij de kinderen ook voor een actievere houding en veel enthousiasme. De mogelijkheden waren enorm. Daarnaast ben je in een les met meer dan alleen het onderwerp zelf bezig. Ook vakken zoals rekenen (meetkunde) en taal (redeneren, rapporteren en projecteren) kwamen hierbij aan bod. Hier haal je dus veel meer uit dan een reguliere les.
Het stukje 'eigen verantwoordelijkheid' bij het kiezen van de opdrachten ging ook goed. Iedereen wilde het liefst bij het zintuig proeven beginnen, maar na een kort overleg hadden ze zich prima verdeeld over de zintuigen.
Wat werkte er niet?
Wat de kinderen tijdens de evaluatie aangaven, was dat ze het soms moeilijk vonden om zich aan het stappenplan te houden. Ze zagen zoveel mogelijkheden en kansen. Dit ging dan soms ten koste van het enthousiasme. Ze waren het er wel mee eens dat de stappen een juiste manier waren om tot een conclusie te komen.
Conclusie:
Het werkt zeker om vakoverstijgend werken en onderzoekend leren samen te voegen. Het is goed te doen om verschillende vakgebieden aan het onderzoekend leren te koppelen. Daarnaast heb ik geleerd om ook wel eens af te wijken van de onderzoekscyclus. Het is vooral belangrijk dat de kinderen onderzoekend aan het leren zijn.
Wat ga ik veranderen aan mijn design?
Ik ga niet veel aan veranderen aan het vakoverstijgend werken in combinatie met het onderzoekend leren. Wel wil ik toevoegen dat je soms ook moet durven los laten van de onderzoekscyclus. Bij onderzoekend leren is het natuurlijk van belang dat de kinderen deze stappen volgen, maar het moet geen belemmering worden voor de onderzoekende en actieve houding.
Ouderparticipatie:
Wat werkte er wel?
Het was erg leuk om ouders(2) te betrekken bij les over zintuigen (zie quest 5, zintuigen middag). De ouders vonden het leuk om de kinderen bezig te zien met het onderzoekend leren. Ondanks dat het onderzoekend leren vooral uit de kinderen komt, was er nog best wel wat hulp nodig van de twee ouders. Voor de kinderen was het ook fijn, omdat ze anders langer moesten wachten tot ze verder konden met het onderzoekje. Ook de kinderen gaven tijdens de evaluatie terug dat ze het erg fijn en leuk vonden dat de ouders in de klas waren.
Wat werkt er niet?
Eigenlijk was het prima verlopen de ouderbetrokkenheid. Ik vond het wel moeilijk om de stap te zetten naar de ouders. Daarnaast vond ik het tijdens de les ook wel wat meer opletten op wat je doet en de manier waarop je dingen uitlegt. Achteraf was deze spanning helemaal niet nodig. Het is wel belangrijk dat je goed duidelijk hebt wat je de ouders wilt laten doen. Ik wist af en toe zelf ook niet meer wat ik verwachtte van de ouders. Daardoor werd er niet alles uitgehaald wat erin zat.
Conclusie:
Ouderparticipatie is zeker een heel leuk principe. De kinderen worden er enthousiast van, maar ook de ouders vinden het erg leuk om te zien wat hun kind allemaal doet op school en op welke manier. Zo´n middag over onderzoekend leren is voor ouders natuurlijk erg leuk om te zien en hierin krijgen ze ook goed te zien hoe zelfsturend hun kind (of anderen kinderen) nou eigenlijk is (zijn).
Wat ga ik veranderen aan mijn design?
Ik heb hier zeker iets van geleerd. Heb voor jezelf goed duidelijk wat je van de ouders verwacht. Wanneer je dat duidelijk hebt, is ouderparticipatie zeker een succes. Voor zowel het kind als de ouder, maar ook voor de leerkracht zelf.
Hieronder vind je mijn Ultimate Design. Hierin is beschreven welke ontwerpprincipes ik voorafgaand aan quest 5 had gekozen en waarom. In het rood zijn de resultaten en mijn bevindingen uit quest 5 toegevoegd. Dit samen maakt mijn Ultimate Design. Verder is er ook een verwijzing te vinden naar de kennisbasis vanuit de profilering Natuur en Techniek.